Informatie centraal gecontroleerd! – nieuwste voorstel van de EU om de media te censureren
De Europese Commissie heeft een nieuwe wet voorgesteld om de mediasector in de EU te centraliseren in een interne markt waarop de Commissie en de nationale regelgevende instanties toezicht houden via een nieuwe Europese raad voor mediadiensten.
De Europese Media Freedom Act (EMFA), voorgesteld door de Commissie op 16 september 2022, wordt afgeschilderd als een poging om de onafhankelijkheid en het pluralisme van de media te bevorderen en tegelijkertijd bescherming te bieden tegen desinformatie en buitenlandse inmenging in de mediasector door een reeks normen vast te stellen in de vorm van EU-wetgeving.
Een kernonderdeel van de EMFA is de oprichting van de Europese raad voor mediadiensten, die zal bestaan uit vertegenwoordigers van nationale regelgevende instanties en een vertegenwoordiger van de Europese Commissie. Het is onder andere de taak van de raad om toezicht te houden op de mediasector in de EU, om adviezen te geven over marktconcentraties, en om speciaal advies te geven en te zorgen voor uniforme naleving van de verordening.
Hoewel het EMFA-voorstel enige lof heeft geoogst voor zijn doelstellingen – namelijk het beschermen van de vrijheid van de media – wordt het nog steeds kritisch bekeken door verschillende persorganisaties en leden van het Europees Parlement vanwege de mazen in de wet die het toezicht op journalisten mogelijk maken en de weg vrijmaken voor ongekende interventies in de interne mediamarkt door de Europese Commissie.
Ondanks deze kritiek blijft de EMFA vooruitgang boeken in het EU-wetgevingsproces. Op 21 juni 2023 zorgde de Europese Raad voor een mandaat voor onderhandelingen met het Europees Parlement. Een maand later, op 20 juli, keurde de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (LIBE) haar advies over de voorgestelde wetgeving goed. Hierdoor komt de verordening een stap dichter bij EU-wetgeving, aangezien de Commissie van plan is de onderhandelingen vóór de volgende EU-verkiezingen af te ronden.
Het huidige kader
Om het belang van de voorgestelde EFMZ-verordening te begrijpen, moet het bestaande kader waarop de EFMZ-verordening zal voortbouwen – de richtlijn audiovisuele mediadiensten (AVMD-richtlijn)– opnieuw worden bekeken. Het huidige adviesorgaan van de Commissie voor de AVMD-richtlijn, de Europese groep van regelgevende instanties voor audiovisuele mediadiensten (ERGA), zal worden vervangen door de nieuwe Europese raad voor mediadiensten (de raad).
Het huidige kader, de AVMD-richtlijn, is alleen van toepassing op audiovisuele mediadiensten. Deze zijn gedefinieerd als “een dienst die onder redactionele verantwoordelijkheid van een aanbieder van mediadiensten programma’s aanbiedt aan het algemene publiek ter informatie, vermaak of educatie, door middel van elektronische communicatienetwerken, hetzij uitgezonden hetzij op aanvraag”
De EMFA is echter van toepassing op de breder gedefinieerde “aanbieder van mediadiensten” (MSP). Deze wordt omschreven als “een natuurlijke of rechtspersoon wiens beroepsactiviteit bestaat uit het aanbieden van een mediadienst en die de redactionele verantwoordelijkheid draagt voor de keuze van de inhoud van de mediadienst en bepaalt hoe deze wordt georganiseerd”
Dit betekent dus dat de raad, in tegenstelling tot de ERGA, niet alleen toezicht zal houden op audiovisuele mediadiensten, maar ook op de perssector. In de standpuntnota van de ERGA van november 2022 over het EMFA-voorstel werd gesuggereerd dat de bevoegdheid van de raad om de pers te reguleren problematisch kan zijn voor de lidstaten.
“Gezien de gevoeligheid van persaangelegenheden, evenals nationale specificiteiten (waaronder grondwettelijke), wil ERGA expliciet en ondubbelzinnig verklaren dat het noch zijn roeping noch zijn intentie is om de perssector te reguleren.”
Uittreksel uit de position paper van ERGA over de EMFA
Ilias Konteas, uitvoerend directeur van de European Magazine Media Association (EMMA) en de European Newspaper Publishers’ Association (ENPS), die juridisch gespecialiseerd is in Europees mediarecht, vertelde Children’s Health Defense Europe dat de bevoegdheid van het bestuur over de perssector een kernonderdeel van persvrijheid zou ondermijnen – het principe dat de vrije pers voor de wet en de rechter alleen verantwoordelijk is voor haar inhoud.
“De pers zou vrij moeten blijven van Europees regulerend toezicht,” zei Konteas. “Aangezien de pers in de overgrote meerderheid van de lidstaten zelfregulerend is, zouden de afgevaardigden in de raad op Europees niveau taken hebben die buiten hun nationale mandaat vallen.”
De media reguleren, letterlijk
Het meest in het oog springende verschil tussen de Richtlijn Audiovisuele Mediadiensten (AVMD-richtlijn) en het Voorstel voor een Verordening betreffende de Europese Mediavrijheidswet (EMFA) zit in de naam zelf. De huidige wetgeving, de AVMD-richtlijn, is een richtlijn die nationale werd omgezet en geïmplementeerd, terwijl de EMFA een verordening is en niet aan hetzelfde niveau van toezicht door het Europees Parlement zal worden onderworpen.
In de EU zijn er verschillende soorten wetten: richtlijnen, verordeningen, besluiten, aanbevelingen en adviezen. Om het EFMZV-voorstel te begrijpen, wordt in deze paragraaf kort ingegaan op de verschillen tussen een richtlijn en een verordening.
Een verordening is een soort EU-wetgeving waarin een doel wordt vastgesteld en wordt bepaald hoe dat doel moet worden bereikt. Zodra de wet is aangenomen, is hij onmiddellijk van kracht in alle EU-lidstaten. Een verordening is juridisch bindend, heeft voorrang op nationale wetten en de lidstaten hebben beperkte mogelijkheden om te bepalen hoe ze het gestelde doel willen bereiken.
Een richtlijn is een soort EU-wet waarin een doel wordt gesteld, maar niet wordt bepaald hoe dat doel moet worden bereikt. Lidstaten kunnen bepalen hoe het gestelde doel bereikt moet worden door nationale wetten op te stellen.
Uitvoerend directeur Konteas zegt dat mediabeleid in eerste instantie een bevoegdheid van de lidstaten is geweest. “Dit leidde tot enige discussie over de vraag of de Commissie een mediaregelgeving mocht voorstellen.”
Geschiedenis
Het initiatief voor een nieuwe mediavrijheidwet werd voor het eerst genoemd door de voorzitter van de Europese Commissie, Ursula von Der Leyen, tijdens haar State of the Union toespraak in september 2021, waarin ze zei: “Mediabedrijven kunnen niet worden behandeld als zomaar een bedrijf. Hun onafhankelijkheid is essentieel. Europa heeft een wet nodig die deze onafhankelijkheid waarborgt – en de Commissie zal het komende jaar met een mediavrijheidwet komen.”
Enkele maanden later, in december 2021, kondigde de Commissie een oproep aan voor bewijsmateriaal voor het waarborgen van mediavrijheid in de EU, die tot maart 2022 open stond voor het publiek voor feedback en raadpleging.
In mei van dat jaar stelde de Commissie haar effectbeoordelingsverslag op en legde het voor aan de Commissie Regulatory Scrutiny Board (RSB), die tot taak heeft “kwaliteitsborging” te bieden, de Commissie te ondersteunen en beoordelingen te geven tijdens de eerste fasen van het wetgevingsproces.
Het is vermeldenswaard dat de RSB wordt afgeschilderd als een adviesraad van de Commissie en wordt omschreven als “een onafhankelijk orgaan”, aldus de website. De RSB bestaat echter uit negen leden, waarvan er vijf afkomstig zijn van de Commissie zelf, waaronder vier hoge ambtenaren van de Commissie en een directeur-generaal van de Commissie als voorzitter van de RSB. De overige vier leden worden van buiten de Commissie gerekruteerd.
Een van de taken van het RSB is het beoordelen en uitbrengen van adviezen over effectbeoordelingsrapporten. Een effectbeoordelingsrapport moet de sociaaleconomische en milieueffecten van het initiatief bevatten, wie en wat er door beïnvloed zal worden en hoe, evenals de resultaten van en de strategie die gevolgd is tijdens het raadplegingsproces.
De RSB kan een van de volgende drie adviezen geven over een effectbeoordelingsrapport: “positief”, “positief met voorbehoud” of “negatief” Een voorgesteld initiatief kan alleen worden aangenomen als het een “positief” of “positief met voorbehoud” advies krijgt. Als er een “negatief” advies wordt uitgebracht, moet het ontwerprapport worden herzien en opnieuw worden ingediend bij de RSB.
Verder is het belangrijk om te bedenken dat de RSB een technische groep is, met als belangrijkste functie het voltooien en verifiëren van effectbeoordelingsrapporten. In dit geval is het aannemelijk dat een belangrijke doelstelling was ervoor te zorgen dat alle gebieden binnen de interne mediamarkt aan bod kwamen en dus onder het regelgevend toezicht van de Commissie vielen. De volgende paragraaf moet in deze context worden gezien.
Niet populair vanaf het begin?
Slechts één maand nadat de Commissie haar effectbeoordelingsverslag over het EMFA-initiatief had ingediend, bracht de RSB in juni 2022 een negatief advies uit.
In het oorspronkelijke advies van de RSB stond dat het effectbeoordelingsverslag van de EMFA de tekortkomingen van de interne markt en de lacunes in de regelgeving niet verklaarde. De problemen die de EFMZV tracht aan te pakken, de manier waarop de maatregelen deze problemen zullen aanpakken en de prevalentie van dergelijke problemen op de verschillende mediamarkten en in de verschillende lidstaten werden niet met voldoende bewijsmateriaal toegelicht.
Voorts werd in het advies gesteld dat het verslag niet duidelijk de noodzaak en doeltreffendheid van bepaalde maatregelen aantoonde en dat het ontbrak aan transparantie met betrekking tot de uiteenlopende standpunten van de belanghebbenden tijdens het raadplegingsproces.
Naar aanleiding van het negatieve advies heeft de Commissie op 11 juli 2022 een herzien effectbeoordelingsverslag ingediend. Enkele weken later bracht de RSB zijn tweede advies uit: “positief met voorbehoud”
In het tweede advies werd gesteld dat het herziene effectbeoordelingsverslag van de EFMZ nog steeds aanzienlijke tekortkomingen bevatte, en dat het met name ontbrak aan het gebruik van bewijsmateriaal om het probleem dat het wil aanpakken te definiëren of te beschrijven. Bovendien luidde het derde punt van zorg als volgt “de analyse van de gevolgen voor de interne markt en de distributie, tussen de verschillende mediadiensten en tussen de lidstaten, is niet voldoende ontwikkeld.”
Desondanks kon de Commissie doorgaan en op 16 september 2022 publiceerde zij haar voorstel voor “het opzetten van een gemeenschappelijk kader voor mediadiensten in de interne markt”, dat zij de Europese Media Freedom Act (EMFA) noemde.
In het toelichtende Referendum bij de EMFA ontwerpwetgeving staat dat de verordening “beoogt een reeks problemen aan te pakken die van invloed zijn op het functioneren van de interne markt voor mediadiensten en het functioneren van aanbieders van mediadiensten.”
Volgens het voorstel zal de EFMZ zich houden aan bestaand beleid en dit uitbreiden, terwijl de lacunes in de regelgeving worden aangepakt. Verder is het opgebouwd rond vier doelstellingen:
1. “Het bevorderen van grensoverschrijdende activiteiten en investeringen in mediadiensten door bepaalde elementen van de uiteenlopende nationale kaders voor pluralisme in de media te harmoniseren, met name om grensoverschrijdende dienstverlening te vergemakkelijken.”
2. “Het vergroten van de samenwerking en convergentie op regelgevingsgebied door middel van grensoverschrijdende coördinatie-instrumenten en adviezen en richtsnoeren op EU-niveau.”
3. “Vergemakkelijken van de levering van mediadiensten van hoge kwaliteit door het risico van ongepaste openbare en particuliere inmenging in de redactionele vrijheid te beperken.”
4. “Zorgen voor een transparante en eerlijke toewijzing van economische middelen op de interne mediamarkt door de transparantie en eerlijkheid van kijkcijfermetingen en de toewijzing van overheidsreclame te verbeteren”
De uitgebreide tekst over elk van de vier doelstellingen is te lezen in het oorspronkelijke EMFA-ontwerpvoorstel.
Op het eerste gezicht kan het taalgebruik in de tekst van het voorstel een positieve indruk maken op de gemiddelde EU-burger, inwoner, journalist, uitgever of Europarlementariër. Het gebruik van zinnen als “kwalitatieve mediadiensten”, “eerlijke toewijzing van economische middelen”, “redactionele vrijheid” en de naam voor de wetgeving, “European Media Freedom Act”, kan suggereren dat dit voorstel journalisten en mediaprofessionals van verschillende subsectoren kan machtigen en beschermen. Dat is echter alleen het geval als we de feitelijke tekst niet nader bestuderen.
Achter de pluisjes en modewoorden die verweven zijn in de inleidingen, de mediaoptredens en de toespraken ter viering van het EMFA-voorstel, onthult een grondige bestudering van de tekst van de voorgestelde verordening een ongekende poging om een verenigde EU-mediasector op te richten onder de centrale controle van een nieuw opgerichte Europese Raad voor Mediadiensten, die de bevoegdheid heeft om de pers te censureren en te beperken.
De EMFA nader bekeken
De Commissie cultuur en onderwijs (CULT) is de commissie die verantwoordelijk is voor de EMFA. De commissies Burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (LIBE) en Interne markt en consumentenbescherming (IMCO) zijn medeverantwoordelijk. De procedure wordt geleid door Speciaal Rapporteur Sabine Verheyen, een Europarlementariër van de Christendemocratische Partij van Duitsland.
Aangezien het EMFA-voorstel zich nog steeds in het wetgevingsproces bevindt, zijn er verschillende adviezen en gewijzigde versies van het voorstel. In de volgende tekst zal het onderhandelingsmandaat van de Raad worden geanalyseerd.
Europese Raad voor Mediadiensten
(Noot van de auteur: De vetgedrukte tekst in de afbeeldingen geeft wijzigingen aan ten opzichte van het oorspronkelijke EMFA-ontwerpvoorstel)
De EFMZV richt een Europees Comité voor mediadiensten op dat de bestaande Europese groep van regelgevende instanties voor audiovisuele mediadiensten (ERGA) zal vervangen. Volgens het oorspronkelijke EMFA-voorstel van de Commissie beschikt de ERGA niet over de middelen en het vermogen om grensoverschrijdende kwesties op te lossen, regelgevingskwesties te beheren en is zijn werkterrein beperkt.
De raad wordt afgeschilderd als een onafhankelijk orgaan. Artikel 9 bevestigt “de volledige onafhankelijkheid van de raad” en stelt dat de raad “… geen instructies vraagt of aanvaardt van enige overheidsinstelling, -persoon of -lichaam. Dit laat de bevoegdheden van de Commissie of de nationale regelgevende instanties of organen overeenkomstig deze verordening ongemoeid.”
Dit betekent dat de raad onafhankelijk optreedt, maar deze onafhankelijkheid mag geen invloed hebben op de gebieden waarop de Commissie en/of de nationale regelgevende instanties overeenkomstig de wetgeving betrokken zijn bij de werking, het beheer en de uitvoering van de taken van de raad.
Bij bestudering van de structuur van de raad, zijn secretariaat en zijn taken, zoals beschreven in de artikelen 10 tot en met 12, is het duidelijk dat de Commissie een belangrijke rol speelt in het functioneren en de algehele samenstelling van de raad.
Dit heeft vragen doen rijzen over de legitimiteit van de onafhankelijkheid van de raad van bestuur, die in artikel 9 wordt bevestigd. Zelfs de standpuntnota van de ERGA maakt melding van deze tegenstrijdigheid in het volgende fragment:
“De onafhankelijkheid van de raad zoals geformuleerd in artikel 9 wordt in de praktijk tegengesproken door verschillende bepalingen in de volgende artikelen over de interne werking van de raad, het secretariaat en de taken van de raad.”
ERGA’s standpunt over de EMFA
Structuur van “de raad“
De raad bestaat uit vertegenwoordigers van de nationale regelgevende instanties en elk lid heeft één stem. Een voorzitter en vicevoorzitter worden verkozen door de leden van de raad en kunnen maximaal twee ambtstermijnen van één jaar vervullen. De voorzitter heeft tot taak de Commissie op de hoogte te houden van de activiteiten van de raad en haar te raadplegen bij de voorbereiding van haar werkprogramma.
Daarnaast wijst de Commissie een vertegenwoordiger voor de raad van bestuur aan, die deelneemt aan de “beraadslagingen” van de raad van bestuur, maar geen stemrecht heeft.
“Tijdens een evenement een paar maanden geleden zei de Commissie dat ze van plan is om acht tot tien mensen in de raad van bestuur te benoemen, wat zelfs zonder stemrecht heel wat is,” zei Konteas.
Bovendien moet de raad zijn reglement van orde en de ontwikkeling van zijn werkprogramma pas goedkeuren na overleg met de Commissie. Hoewel de raad van bestuur deskundigen kan uitnodigen om vergaderingen bij te wonen, kunnen permanente bezoekers alleen worden toegestaan als de Commissie daarmee instemt.
“Als in een lidstaat de regering iemand zou aanwijzen om deel te nemen aan alle vergaderingen en activiteiten van de nationale mediaregulator, zou dit onmiddellijk alarmbellen doen rinkelen over het risico van overheidsbemoeienis.”
Bovendien wordt zelfs het personeel van de raad door de Commissie aangesteld. Zoals vermeld in artikel 11 wordt het secretariaat verzorgd door de Commissie.
Het secretariaat staat het Adviescomité bij met administratieve en organisatorische activiteiten en werkt nauw samen met het Adviescomité en de voorzitter “bij het opstellen van documenten”
In de adviezen van de Commissie interne markt en consumentenbescherming (IMCO) en de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (LIBE) wordt echter getracht de rol van de Commissie enigszins te beperken.
In artikel 11 van het IMCO-advies wordt de bepaling dat het secretariaat door de Commissie wordt verzorgd, geschrapt en wordt in plaats daarvan gesteld: “De raad van bestuur wordt bijgestaan door een onafhankelijk bureau Beide comités handhaven echter artikel 10, lid 5, op grond waarvan de Commissie een vertegenwoordiger in de raad van bestuur kan benoemen.
In de latere stadia van de wetgevingsprocedure zal worden bepaald of dergelijke adviezen zullen worden aangenomen.
Taken van de raad
Net als de ERGA heeft de raad een adviserende en ondersteunende rol ten opzichte van de Commissie. In tegenstelling tot de ERGA heeft de raad een veel breder bevoegdheidsgebied en heeft hij regelgevende bevoegdheid over de perssector.
Volgens artikel 12(1) adviseert de raad de Commissie over mediakwesties die binnen haar bevoegdheid vallen en bevordert en waarborgt de raad de consistente toepassing van de verordening. De Commissie wordt vaak genoemd in de tekst van artikel 12.
“Op verzoek van de Commissie brengt de Adviesraad advies uit over technische en feitelijke kwesties. “In overleg met de Commissie” stelt de Adviesraad adviezen op over verzoeken om samenwerking tussen toezichthoudende instanties en verzoeken om handhavingsmaatregelen in geval van onenigheid tussen natuurlijke toezichthoudende instanties over nationale maatregelen. “Op verzoek van de Commissie stelt de Adviesraad adviezen op over concentraties op de mediamarkt.”
Het is vermeldenswaard dat, hoewel de ERGA in zijn standpunt ingenomen is met de nieuwe taken van de raad, hij aandringt op een kleinere rol voor de Commissie:
“Het is daarom ongepast dat de EMFA enkel of hoofdzakelijk voorziet in taken van de raad die moeten worden uitgevoerd “in overeenstemming met” of “op verzoek van de Commissie” In de standpuntnota wordt gevraagd om verzoeken met ‘in overleg met de Commissie’ te schrappen.”
Uittreksel uit de ERGA-standpuntnota over de EMFA
Zoals uiteengezet in artikel 12, onder h), is het de taak van het Adviescomité om “de Commissie bij te staan bij het opstellen van richtsnoeren met betrekking tot de toepassing van de verordening”, met inbegrip van artikel 23, leden 1, 2, 3 en 4, en de factoren waarmee rekening moet worden gehouden bij de beoordeling van concentraties op de mediamarkt.
Een nieuwe door de Raad toegevoegde bepaling biedt de Commissie de mogelijkheid om tijdslimieten te stellen wanneer zij de Adviescommissie om advies of opinies vraagt.
De Adviesraad biedt ook bemiddeling bij meningsverschillen tussen nationale regelgevende instanties, en zorgt voor de harmonisatie van normen met betrekking tot het ontwerp van apparaten of gebruikersinterfaces. De Adviesraad zal een dialoog organiseren tussen zeer grote online platforms (VLOP’s) en aanbieders van mediadiensten (MSP’s) en de bevindingen rapporteren aan de Commissie om de beste praktijken voor kijkersmeetsystemen te waarborgen.
Een van de hoofddoelstellingen van de EMFA is het bevorderen van mediapluralisme. Dit roept vragen op over hoe het bestuur ervoor zal zorgen dat nieuwsconsumenten toegang hebben tot een breed scala aan meningen en perspectieven uit verschillende bronnen. Een onderzoek van artikel 12(k) en artikel 16 geeft meer inzicht in hoe het Bestuur mediadiensten zal beheren die buiten de EU zijn gevestigd.
Een “ernstig en ernstig risico” voor de openbare veiligheid
In artikel 12, onder k), is het een taak van de Adviesraad om “nationale maatregelen te coördineren die verband houden met de verspreiding van, of de toegang tot, inhoud van mediadiensten van buiten de Unie die gericht zijn op, of een publiek bereiken in de Unie”
Daarom kan de raad de toegang tot inhoud van mediadiensten van buiten de EU die gericht zijn op een publiek in de EU door middel van “nationale maatregelen” beperken of beperken indien die mediadienst geacht wordt “een ernstig gevaar voor de openbare veiligheid op te leveren”
Als de raad van bestuur, in overleg met de Commissie, van mening is dat een mediadienst van buiten de EU een “ernstig risico” vormt voor het publiek, dan mogen nieuwsconsumenten binnen de EU geen toegang hebben tot deze inhoud. Hoewel dit al gebeurt met het verbieden van zenders als RT en Sputnik, zou de EMFA-verordening een extra rechtsgrondslag bieden voor het beperken van de toegang tot inhoud van buiten de EU die wordt beschouwd als een bedreiging voor de openbare veiligheid.
Dit lijkt een belangrijk onderdeel van de EFMZ-verordening te zijn, zoals uiteengezet in artikel 16.
Dit artikel bepaalt dat mediadiensten of aanbieders van mediadiensten die buiten de EU zijn gevestigd, “ongeacht de wijze van verspreiding of toegang, zich richten op of een publiek bereiken in de Unie wanneer zij, mede gelet op de controle die derde landen daarop kunnen uitoefenen… een ernstig gevaar voor de openbare veiligheid opleveren” Dit geeft aan dat een aanbieder van mediadiensten die van buiten de EU afkomstig is, standaard geacht wordt onderworpen te zijn aan controle door derde landen en daarom een risico vormt voor het schaden van de openbare veiligheid.
Artikel 16, lid 3, bepaalt dat de raad van bestuur, in overleg met de Commissie, de criteria vaststelt die de nationale regelgevende instanties dienen te hanteren “bij de uitoefening van hun regelgevende bevoegdheden inzake aanbieders van mediadiensten.”
Dit is een duidelijke erkenning dat de nationale regelgevende instanties die toezicht houden op de mediasector op aanwijzing van de raad en de Commissie regelgevende bevoegdheden zullen hebben over aanbieders van mediadiensten.
Samenvattend: terwijl de Commissie bezorgd is dat mediadiensten die van buiten de EU komen een risico kunnen vormen voor de openbare veiligheid omdat ze gecontroleerd kunnen worden door derde landen, probeert ze tegelijkertijd de binnenlandse mediasector in de EU te controleren via de raad.
De grote ironie
Veel organisaties hebben hun twijfels geuit over het EMFA-voorstel. Honderden persuitgevers en verenigingen van persuitgevers uit verschillende Europese landen hebben op 27 juni 2023 een open brief ondertekend aan de medewetgevers van de EU.
In de open brief, waarin wordt gevraagd dat de EMFA “zijn naam eer aan doet”, worden talrijke problemen met het voorstel aan de orde gesteld. De brief opent met een algemene opmerking dat verschillende bepalingen van de EMFA in feite contraproductief zijn voor de bescherming van de persvrijheid.
Een van de vele kwesties die aan de orde worden gesteld betreft censuur, wat een groter probleem is geworden na de Digital Services Act (DSA), die sociale mediabedrijven en online platforms het recht gaf om inhoud die niet aan hun voorwaarden voldoet te verwijderen en te beperken.
“De EMFA gaat niet ver genoeg om de vrijheid van meningsuiting en pluralisme online te waarborgen en censuur door zeer grote digitale platforms (VLOP’s), dat een wijdverspreid probleem aan het worden is, te voorkomen. De bescherming van de vrijheid van meningsuiting moet aanzienlijk worden versterkt om de onbelemmerde verspreiding van legale Europese perscontent te garanderen en ervoor te zorgen dat pluralistische informatie online vrij toegankelijk blijft zonder onnodige inmenging van VLOP’s…”
Uittreksel uit de open brief, “De EMFA moet zijn naam waarmaken”
Meer macht voor online platformen
Artikel 17 bepaalt de werking en het beheer van de inhoud van aanbieders van mediadiensten in relatie tot de aanbieders van zeer grote online platforms (VLOP’s). Volgens het oorspronkelijke ontwerpvoorstel wordt een VLOP-aanbieder gedefinieerd als “een aanbieder van een onlineplatform dat is aangewezen als een zeer groot onlineplatform overeenkomstig artikel 25, lid 4” van de DSA.
In april 2023 heeft de Commissie verschillende entiteiten, met inbegrip van maar niet beperkt tot Amazon Store, Facebook, Twitter, YouTube, TikTok en andere, als VLOP’s aangewezen.
Voordat een aanbieder van mediadiensten (MSP) inhoud publiceert op een VLOP, moet hij eerst een contractuele overeenkomst sluiten met de VLOP-aanbieder waarin hij bevestigt dat hij een MSP is, dat hij redactioneel onafhankelijk is van lidstaten en derde landen en dat hij onderworpen is aan de wettelijke vereisten en voldoet aan een co- of zelfregulerend beleid.
In tegenstelling tot het oorspronkelijke ontwerpvoorstel bevat het onderhandelingsmandaat van de Raad een aanvullende bepaling die MSP’s verplicht de contactgegevens van de relevante nationale regelgevende instantie te verstrekken, zodat in gevallen waarin wordt vermoed dat een MSP niet heeft voldaan aan punt c), de VLOP-aanbieder contact kan opnemen met de nationale regelgevende instantie voor bevestiging.
Volgens artikel 17, lid 6, “vaardigt de Commissie richtlijnen uit om de daadwerkelijke implementatie van de in lid 1 bedoelde functionaliteit te vergemakkelijken” om zodoende de consistente toepassing van het artikel te waarborgen.
Daarom moeten MSP’s verklaren dat ze onafhankelijk zijn van lidstaten en derde landen en zich onderwerpen aan controle en regulering door nationale regelgevende instanties en de Commissie via de Raad.
“Het labelen en/of toestaan dat VLOP’s of “maatschappelijke organisaties, fact-checking organisaties en andere relevante professionele organisaties” de eigen verklaringen van mediabedrijven in twijfel trekken, is problematisch omdat het derden in staat stelt de rechten van mediabedrijven te beperken,” aldus Konteas.
Schorsingen, beperkingen
Als er nog twijfels bestonden dat aanbieders van VLOP’s inhoud zouden censureren of beperken, dan maakt artikel 17, lid 2, dat duidelijk.
Aanbieders van VLOP’s zullen MSP’s schorsen wegens niet-naleving van de verordening en zullen de zichtbaarheid beperken van door MSP’s gepubliceerde inhoud die als onverenigbaar met hun voorwaarden wordt beschouwd.
Wanneer dit gebeurt, moet de verstrekker van het VLOP de MSP waarschuwen vóór de schorsings- of beëindigingsperiode en de MSP de kans geven om te reageren. Als een MSP van mening is dat hij herhaaldelijk zonder reden is geschorst, moeten de twee partijen op verzoek van de MSP tijdig een discussie over de kwestie aangaan.
Hoewel het onduidelijk is welke specifieke omstandigheden schorsing, beperking of verwijdering van inhoud zouden rechtvaardigen, kan worden aangenomen dat MSP’s die geacht worden “schadelijke” inhoud en “desinformatie” te produceren, aan herhaalde maatregelen kunnen worden onderworpen.
In artikel 18 staat dat de raad regelmatig bijeen zal komen met aanbieders van VLOP’s, vertegenwoordigers van MSP’s en leden van het maatschappelijk middenveld om te zorgen voor de beste praktijken voor de uitvoering van artikel 17 “en om toezicht te houden op de naleving van zelfregulerende initiatieven die gericht zijn op het beschermen van de samenleving tegen schadelijke inhoud, waaronder desinformatie en buitenlandse informatiemanipulatie en -interferentie”
Hoe zit het met de vrijheid van de media?
Terwijl een groot deel van de EMFA verdere beperkingen lijkt op te leggen aan MSP’s en mediadiensten zowel binnen de EU als van buiten de EU, kunnen velen zich afvragen waar de “vrijheid” in de European Media Freedom Act is.
Artikel 4 beschrijft de rechten van MSP’s en is het enige artikel dat aan dit onderwerp is gewijd. Hierin staat dat MSP’s het recht hebben om hun economische activiteiten binnen de EU uit te oefenen, zolang de MSP voldoet aan het recht van de Unie. De lidstaten moeten de daadwerkelijke redactionele vrijheid van aanbieders van mediadiensten eerbiedigen en mogen samen met hun nationale regelgevende instanties niet proberen zich te mengen in het redactionele beleid, of in de redactionele beslissingen van MSP’s of proberen deze te beïnvloeden, en moeten de bescherming van journalistieke bronnen eerbiedigen.
Bovendien worden in artikel 4, lid 2 bis, de rechten van MSP’s behandeld in de context van wat lidstaten en nationale regelgevende instanties niet mogen doen. Een groot deel van de controverse rond de EMFA is de maas in de wet die lidstaten toestaat journalisten, MSP’s en hun verenigingen te bespioneren als ze van mening zijn dat de nationale veiligheid in gevaar is.
Wat misschien wel een van de meest over het hoofd geziene aspecten van de EMFA is, is dat MSP’s geen bescherming krijgen tegen mogelijk machtsmisbruik door de Commissie en nationale regelgevende instanties, die ongekende controle over de media krijgen als nooit tevoren.
“Zodra het risico van politieke druk op redactionele beslissingen is erkend, zou het naïef zijn om uit te sluiten dat dit op Europees niveau kan gebeuren,” zei Konteas. Namens de EMMA en ENPS zei hij dat ze zich grote zorgen maken over het feit dat er geen bescherming is tegen het risico van inmenging door de Commissie.
“In feite hebben we voorgesteld om de bescherming van artikel 4, lid 2, en in het bijzonder van artikel 4, lid 2, uit te breiden. 4(2), en in het bijzonder 4(2)(a), uit te breiden naar potentiële bedreigingen die uitgaan van de Europese Unie, haar agentschappen en organen, die net zo goed verplicht zouden moeten zijn de vrijheid en onafhankelijkheid van de media te respecteren als de regeringen en autoriteiten van de lidstaten.”
In de context van de rechten die aan MSP’s worden verleend, is de focus van de EFMZ gericht op bescherming tegen potentieel misbruik door de lidstaten, maar niet door de Commissie, terwijl de rol van de lidstaten wordt beperkt en de Commissie aanzienlijke bevoegdheden krijgt.
De vooruitzichten
Als de EMFA wordt opgenomen in de EU-wetgeving, kan men zich alleen maar voorstellen op welke talloze manieren de mediasector in de EU zou veranderen. Een sector die ooit zelfregulerend was, zou dan onder controle komen, zij het indirect, van de Europese Commissie, een ongekozen en grotendeels oncontroleerbaar orgaan.
“Europa is een diverse regio. Europa heeft altijd vertrouwd op de diversiteit van zijn cultuur, op zijn geografische diversiteit, op zijn taalkundige diversiteit en de mediamarkten in de hele Unie zijn op deze elementen gebouwd. Dus we hebben niet het gevoel dat er één gemeenschappelijke markt is die de regelgevende interventie door de Europese Commissie rechtvaardigt … Het toezicht van een centrale autoriteit, deze Europese raad, is ongekend voor onze sector. Wat volgens ons ook problematisch is, is de directe betrokkenheid van de Europese Commissie. Het is alsof je een Europese regering hebt die toezicht houdt op de media. Ik denk niet dat dit erg goed past.”
Fragment van Ilias Konteas tijdens een debat op France24, november 2022
De Commissie probeert via de raad van bestuur en de nationale regelgevende instanties toezicht te houden op de media, maar het is de taak van de media om hen te controleren. Hoewel de EMFA-verordening van toepassing zou zijn op elke persoon of entiteit die voldoet aan de criteria voor de ruim gedefinieerde “aanbieder van mediadiensten”, is het belangrijk om na te gaan welke gevolgen dit zal hebben voor de journalistiek, die bedoeld is om de machtigen te controleren.
De plicht van een journalist is niet aan een regering, overheidsinstantie of bedrijf. De plicht van een journalist is aan het publiek. Dit principe, dat al zo lang gekoesterd wordt, kan enorm in gevaar komen als de EMFA wet wordt, vooral in zijn huidige vorm.
Maar de EMFA bevat niet alleen bepalingen die journalisten en “mediadienstverleners” beperken en controleren, het probeert ook u – de lezer, de consument van nieuws – te controleren.
De afgelopen drie jaar werd de taal van de volksgezondheid gebruikt om onze gezondheid te vernietigen onder het mom van het beschermen van onze gezondheid. Nu wordt de taal van de mediavrijheid gebruikt om de media te controleren en te vernietigen onder het mom van bescherming van de media.
De EMFA zal jouw toegang tot informatie reguleren onder het mom van bescherming tegen “schadelijke desinformatie” en “buitenlandse manipulatie” Moeten de Europese Commissie en de Europese Raad voor Mediadiensten bepalen wat waar is en wat niet, wat je moet lezen en waar je niet naar moet kijken? Jij, de lezer, moet dat zelf kunnen bepalen.
De Commissie cultuur en onderwijs (CULT) zal naar verwachting in september van dit jaar advies uitbrengen over het voorstel, waarna ze in onderhandeling zal gaan met de Raad. De Commissie, het Parlement en de Raad streven er allemaal naar om de onderhandelingen over de EFMZ-verordening af te ronden voor de verkiezingen voor het Europees Parlement in het voorjaar van 2024.
(Noot van de auteur: Europarlementariërs Gwendoline Delbos-Corfield en Sabine Verheyen werden allebei gecontacteerd voor commentaar, maar hebben niet gereageerd)
Suggest a correction