|

Van Berlijn-Lichtenberg tot Recklinghausen – Gehoorzaamheid aan de wet versus opvoeding van het hart

“Werk eraan om in je hart die kleine vonk van hemels vuur levend te houden die geweten heet”

Een gepensioneerde politieagent uit Duitsland, zoon en kleinzoon van overlevenden van de Shoa, heeft een open brief geschreven van wege Dr. Heinrich Habig, MD, die een gevangenisstraf kreeg voor “geen kwaad doen”.

Inleiding

Zeggen de namen Ida Jauch, Emma Harndt en Maria Schönebeck je iets? Zo ja, dan komt dat waarschijnlijk doordat je ooit het boek “Twee levens in Duitsland” van Hans Rosenthal hebt gelezen of naar de gedenkplaat bent geweest die is gewijd aan de legendarische radio- en televisiepresentatrice en de drie genoemde vrouwen in de Berlijn-Lichtenbergse wijk Fennpfuhl. De ouderen onder ons herinneren zich Hans Rosenthal misschien nog wel. Maar wat is nu het verband tussen hem, de drie vrouwen, Berlijn-Lichtenberg en de stad Recklinghausen? Wel, dit is de stad waar de arts Dr. Heinrich Habig nog niet zo lang geleden praktiseerde. En deze Dr. Habig werd onlangs in Bochum veroordeeld tot twee jaar en tien maanden gevangenisstraf. Maar laten we het eens één voor één bekijken …

De moed van drie vrouwen die het overleven van Hans Rosenthal verzekerden

Hans Rosenthal, een Jood geboren in 1925, en zijn jongere broer Gert verloren hun ouders op jonge leeftijd. Beiden werden naar een weeshuis gestuurd. Hans Rosenthal moest vanaf 1940 dwangarbeid verrichten voor de nationaalsocialisten. Gert werd gedeporteerd en overleefde de naziperiode niet.

Ook Hans werd bedreigd met deportatie per trein naar een concentratiekamp met de dood in het vooruitzicht. In zijn verdriet zocht hij zijn grootouders op die nog in leven waren. Rosenthal schreef in zijn boek onder andere: “Hansi, zei mijn grootmoeder, je kunt niet bij ons blijven. Wel als grootvader niet Joods was geweest, maar zo … de Gestapo kan hier elke dag, vandaag of morgen binnenvallen. Veel Joodse mensen slapen ’s nachts niet meer thuis (…). Ze pakken ze één voor één op. Je moet vertrekken, Hansi.” De grootmoeder raadde de jongen aan om de naaister, Frau Jauch, te vragen of zij hem in huis kon nemen, omdat zij immers een goed hart had, vroom was en de nazi’s haatte.

Op 27 maart 1943 stond Hans Rosenthal voor de deur van Ida Jauch in het volkstuincollectief “Dreieinigkeit” in Lichtenberg. “Ik moet onderduiken, mevrouw Jauch. Gert is al weggevoerd. We hebben nooit meer iets van hem gehoord. Ik wil vragen of u mij misschien kunt opvangen en laten onderduiken.” Haar antwoord: “Je kunt bij mij blijven, Hansi. (…)” Ze bracht hem onder in de achterkamer van haar tuinhuisje. De kamer, slechts vier vierkante meter groot, had een behangen deur, die van buitenaf niet als zodanig herkenbaar was. Het schuurtje had een raam ter grootte van een zakdoek. In de kamer waren een matras, een stoel, een tafel en een nachtkastje. Hoewel het karige voedselrantsoen nauwelijks genoeg was voor één persoon, deelde mevrouw Jauch het met de jongen. Als anderen in de kolonie te weten waren gekomen dat mevrouw Jauch in het geheim een Jood verborgen hield, had dat ook voor haar fatale gevolgen kunnen hebben. Ze vertelde maar één persoon over de schuilplaats van Hans en dat was Emma Harndt. Haar man was communist en was al in 1935 naar een concentratiekamp gedeporteerd. Hij werd later vrijgelaten en was toen goed genoeg om als soldaat aan het front voor Duitsland te vechten. Mevrouw Harndt was in staat om mevrouw Jauch en Hans te ondersteunen. Na een jaar werd mevrouw Jauch onverwacht ernstig ziek en stierf. Mevrouw Harndt kon Hans niet opnemen omdat ze zelf onder observatie stond. In zijn wanhoop herinnerde Hans zich dat een andere buurvrouw in de tuincommune ook een tegenstander van de nazi’s was. In het donker verliet hij zijn schuilplaats, zocht mevrouw Maria Schönebeck op en vroeg of hij bij haar mocht blijven. “Goed, blijf maar bij mij. Je hoeft jezelf niet aan te geven. Ik zal je onderdak geven.” In haar prieel verbleef de nu 18-jarige nog een jaar.

Elk van de drie vrouwen maakte het op haar eigen manier mogelijk voor de jonge Hans Rosenthal om te overleven. Ida Jauch en Maria Schönebeck leden niet alleen nog meer honger door hun gast, maar liepen ook het gevaar zelf gevangen te worden genomen en naar een concentratiekamp te worden gedeporteerd.

Op 25 april 1945 werd Berlijn-Lichtenberg ingenomen door het Rode Leger. Voor Hans Rosenthal betekende deze dag de bevrijding.

In zijn memoires, gepubliceerd in 1982, schreef Rosenthal:

Als ik vandaag terugkijk op mijn leven, waren het deze drie vrouwen van de “Dreieinigkeit”-kolonie – mevrouw Jauch, mevrouw Schönebeck en mevrouw Harndt – wier hulp het voor mij mogelijk heeft gemaakt, om tot op de dag van vandaag, in Duitsland te leven, zonder vooroordelen, na deze vreselijke tijd voor ons Joodse mensen, om mezelf een Duitser te voelen, en om een burger van dit land te zijn zonder gevoel van haat. Omdat deze vrouwen hun leven durfden te riskeren om mij te redden. Ik was geen familie van hen. Ze kenden me helemaal niet of maar kort. Ze hadden onverschillig tegenover mij kunnen staan. Maar het waren goede en rechtvaardige mensen (…).

Het zijn precies deze verhalen van mensen die ons de weg kunnen wijzen omdat ze niet hebben toegegeven aan de tijdgeest. Terecht worden er gedenkplaten voor zulke moedige mensen geplaatst; straten, pleinen en scholen naar hen vernoemd; en worden ze genoemd in rapporten, boeken, documentaires, enz. We worden niet alleen opgeroepen om hun nagedachtenis te eren, maar ook om de huidige ontwikkelingen te observeren in de geest die zij lieten zien, aandachtig en waakzaam. Vrijheid en een observerende geest takelen af als ze niet intensief worden gebruikt.

Covid, de acties van de arts Dr. Heinrich Habig, en het strafproces tegen hem

Tijdens het begin van de Corona-crisis in het voorjaar van 2020, vermoedden degenen die informatie van buiten de reguliere media en politieke kanalen verkregen dat er iets mis was. Er werd officieel gezegd, dat men zich zou richten op het zo snel mogelijk ontwikkelen van vaccins tegen Covid om de wereldbevolking in te enten. Maar wie had hier eigenlijk baat bij?

Toen ik nog op de basisschool zat, was ik al door mijn ouders gewaarschuwd -met de zin “Hoe sterker reclame en propaganda zijn, hoe groter je wantrouwen moet zijn!” Deze spreuk is me tot op de dag van vandaag bijgebleven. Mocht ik al twijfels hebben gehad over mijn houding ten opzichte van de aangeboden vaccins, dan heeft mijn huisarts die weggenomen door te zeggen: “We gaan achter in de rij staan en eerst maar eens afwachten en kijken wat er gebeurt!”

In juni 2023 werd de arts Dr. Heinrich Habig, die zijn huisartsenpraktijk heeft in de stad Recklinghausen, door de regionale rechtbank van Bochum veroordeeld tot twee jaar en tien maanden gevangenisstraf. De reden hiervoor: De arts zou tijdens de Corona-crisis ongeveer 600 valse gezondheidscertificaten hebben afgegeven. Hoewel er vaccinatiecertificaten werden afgegeven, werden patiënten niet door hem geïnjecteerd. Onder de begunstigden bevond zich verplegend personeel, dat zijn werk alleen kon doen met een vaccinatiebewijs.

Volgens de berichtgeving was een vrouwelijke arts op de hoogte van de activiteiten van haar collega en meldde de zaak bij de politie. De politie doorzocht vervolgens zowel de praktijk als het huis van de arts en zijn vrouw en nam patiëntendossiers, vaccins en computers in beslag. De praktijk van de arts bleef hierna gesloten.

Het is de moeite waard om de gedetailleerde verklaring van Dr. Habig te beluisteren of te lezen. Dan zal men zijn uitstekende professionele competentie, zijn gegronde twijfels over de officiële Corona-mededelingen en zijn diepe medeleven met zijn patiënten die zich in hun nood tot hem hadden gewend, doorgronden. De dokter had zijn patiënten, die door verschillende levenssituaties in nood verkeerden, vanuit een ethisch standpunt geholpen. En Dr. Habig vermoedde dat de C-vaccinaties aanzienlijke bijwerkingen konden veroorzaken.

Deze arts overtrad duidelijk de wettelijke regels. Maar de vraag rijst of er sprake was van zogenaamd crimineel handelen. Dit moet altijd worden onderzocht in het vervolgend onderzoek. Voor officier van justitie Nina Linnenbank, was de verklaring van de arts blijkbaar geen reden om af te zien van vervolging maar uiteindelijk te pleiten voor een veroordeling tijdens het proces.

In het vonnis zei rechter Breywisch-Lepping, dat er geen gegronde redenen waren om het gedrag van Dr. Habig goed te praten. In plaats daarvan beschuldigde ze hem, volgens de informatie waarover ik beschik, van het hebben van een “vijandige houding ten opzichte van de wet.” Een gerechtvaardigde noodsituatie, waar advocaat Schmitz zich op beriep om Dr. Habig’s acties te rechtvaardigen, was fundamenteel ontoelaatbaar tegen elke wet, zei ze. En dat de patiënten met de onjuiste vaccinatiepaspoorten een feitelijke vaccinatieplicht wilden omzeilen, ging voor rechter Breywisch-Lepping niet op. Ze hadden juridische stappen moeten ondernemen en het staatsbeleid moeten aanklagen.

Nu ben ik mijn opmerkingen begonnen met een beschrijving van een buitengewoon voorval uit een verleden, dat mensen verachtte en vernietigde. Nee, ik stel de gebeurtenissen van 1943 tot 1945 niet gelijk aan die ten tijde van Corona! Maar ik kijk naar mechanismen van hoe uitsluitingen werken, hoe mensen gemanipuleerd, onder druk gezet en geïntimideerd kunnen worden. Er kunnen zeker slechte wetten en regels zijn.

De grondwet voor de Bondsrepubliek Duitsland maakt in artikel 20 (3) GG onderscheid tussen recht en rechtvaardigheid, waaraan de drie deelmachten gebonden zijn. Elke toekomstige jurist leert dit aan het begin van zijn studie, onder andere door de thesis van Gustav Radbruch. In 1946 formuleerde hij in een essay over “Statutory Lawlessness and Supra-Statutory Law” (wettelijke wetteloosheid en bovenwettelijke wetgeving) onder andere dat positief recht gemeten moet worden in termen van rechtvaardigheid. Positief recht mag in principe op naleving rekenen; als het echter op onaanvaardbare wijze in strijd is met rechtvaardigheid, mag het verbroken worden. Als rechtvaardigheid over het algemeen buiten beschouwing is gelaten bij het maken van wetten, dan zijn de geschreven woorden nooit wet geworden. In dit geval moet bovenwettelijke rechtvaardigheid de plaats innemen van juridische onrechtvaardigheid. Of de stellingen van Radbruch toegepast hadden kunnen worden in het proces tegen Dr. Habig is juridisch zeker discutabel. Ik ben in ieder geval van mening dat het nodig zou zijn geweest om het in dit geval te bespreken om tot een passend oordeel te komen over wat juist is.

Eén beschrijving van de dokter in het bijzonder, is zo ontroerend in termen van menselijkheid, dat het letterlijk oproept tot ongehoorzaamheid:

“Een zeer jonge moeder kwam plotseling naar mijn kantoor zonder afspraak, huilend en nauwelijks in staat om te spreken, zo overstuur was ze. Nadat ze tot bedaren was gekomen, vertelde ze me dat ze 48 uur geleden in het ziekenhuis was bevallen van haar gezonde pasgeboren kindje en dat ze vandaag maar een uurtje naar haar appartement was geweest om iets voor de baby te halen. “Nu mag ik niet terug naar het ziekenhuis om mijn baby te zien, omdat ik niet gevaccineerd ben”, snikte ze.”

– Dr. Rudolf Habig, getuigenis voor de rechtbank

Juist in zo’n situatie is “hart” nodig en moet vervolgens het eigen handelen hierdoor geleid worden. En hier komen we op het punt dat we ons moeten afvragen hoe mevrouw Jauch, mevrouw Harndt en mevrouw Schönebeck zouden hebben gehandeld als ze in de plaats van Dr. Habig waren geweest? En om nog verder te gaan: Zouden ze de vermeende wettelijk verboden handelingen van een collega uit Recklinghausen hebben aangegeven bij de politie of het openbaar ministerie, zoals de vrouwelijke arts deed, en misschien ook bij de medische vereniging? En zou een van de drie vrouwen, als ze vandaag de dag nog zouden leven en officier van justitie of rechter waren geweest, Dr. Habig ook zo grondig hebben getoetst en vervolgens het bijbehorende pleidooi voor een veroordeling hebben gehouden, of zouden ze hem hebben veroordeeld?

Gehoorzaamheid aan de wet bevat altijd een element van twijfel in geval van een overweging van bovenwettelijke rechtvaardigheid. Het vraagt te kijken naar de individuele mens in samenhang met een onderzoek naar de motieven voor zijn of haar daden. Het louter handhaven van wetten en regels omwille van de wetten en de regels is verboden volgens het proportionaliteitsbeginsel. En zoals bekend is, heeft dit beginsel een grondwettelijke status.

Dr. Heinrich Habig verwoordde het zo voor zijn zaak:

“De arts moet zijn handelen richten op het welzijn van de patiënt; in het bijzonder mag hij de belangen van derden niet boven het welzijn van de patiënt stellen. Als ik wordt gecriminaliseerd omdat ik mensen heb geholpen, dan is dat de prijs die ik moet betalen voor het verdedigen van de menselijkheid.”

Dr. Heinrich Habig

Misschien zullen de vrouwelijke arts, die ik niet bij naam ken, de officier van justitie Linnenbank en de rechter Breywisch-Lepping ooit beseffen welke menselijke Grootheid “in naam van het volk” hier in Bochum terecht stond. Want Dr. Habig kan heel goed in één adem genoemd worden met Ida Jauch, Emma Harndt en Maria Schönebeck. In De kapitein van Köpenick zegt de schoenmaker Wilhelm Voigt dat “eerst de mens komt en dan de menselijke orde“. Of om George Washington aan te halen: “Werk eraan om in je hart die kleine vonk van Ce[les]tial vuur levend te houden die Geweten wordt genoemd.” Misschien wordt er in de toekomst een straat naar Dr. Heinrich Habig vernoemd en een gedenkplaat voor hem onthuld. Vandaag hoop ik in ieder geval op gerechtigheid voor deze arts.

Thomas Willi Völzke
Politieagent (ret.)
Zoon en kleinzoon van overlevenden van de Shoa
Duitsland

Oorspronkelijk gepubliceerd door Never Again Is Now Global

Suggest a correction

Vergelijkbare berichten